Medisch

1. Gezond hart 2. Hart met HCM
1. Gezond hart 2. Hart met HCM

Hypertrofische Cardio Myopathie (HCM)

HCM is de afkorting van het ziektebeeld Hypertrofische Cardio Myopathie. Hypertrofie betekent verdikking, cardio betekent hart en myopathie betekent zieke spier. HCM is een ziekte van het hart die gepaard gaat met een verdikking van de hartspier.


Die hartspier zit in de hartkamer (ventrikel) en meestal in de linker hartkamer. Door deze verdikking van de hartspier is het hart niet goed in staat om te ontspannen en daarmee de hartkamer te vullen met bloed dat door de hartspier via de lichaamsslagader (aorta) het lichaam in gepompt wordt. Een dikkere hartspier leidt dus niet tot een betere maar een slechtere pompfunctie van het hart.  

Onder normale omstandigheden stroomt bloed vanuit de longen naar de linker boezem (atrium) van het hart, van daaruit naar de linker kamer die het naar de lichaamsslagader pompt. Als de linker kamer niet in staat is het bloed in voldoende mate weg te pompen, hoopt het bloed zich eerst op in de linker boezem, die groter wordt. Bij toenemende stuwing in de linker boezem kunnen ook de bloedvaten in de longen overvuld raken en kan vocht uittreden in de longen of buiten de longen. Als bloed lang verblijft in de linker boezem kan het bloed stollen en als op een ander moment dit stolsel het hart verlaat, kan het vastlopen in de bloedvaten van de achterbenen, in de nieren maar ook in de hersenen of voorbenen. Afhankelijk van de plaats van het stolsel kan er een ziektebeeld ontstaan met een kat die plotseling verlamd is met koude achterbenen en een blauwe waas over de zoolkussens, een plotseling nierprobleem of een kat die overlijdt ten gevolge van een herseninfarct. 

Polycystic Kidney Disease (PKD)

PKD is een erfelijke aandoening die bij katten voorkomt. Katten met PKD hebben meerdere cystes (met vocht gevulde holtes). Zowel het aantal cystes als de omvang van de cystes zal toenemen met het ouder worden van de kat. Deze cystes verdrukken het gezonde nierweefsel waardoor de nierfunctie minder zal worden. Uiteindelijk zal er chronisch nierfalen optreden. Klachten ontstaan dan ook meestal op latere leeftijd pas. Gemiddeld komen de eerste klachten van nierproblemen rond de 6-7 jaar naar voren.

PKD wordt veroorzaakt door een fout in het DNA waardoor een bepaald eiwit dat van belang is voor een goede nierfunctie verkeerd wordt aangelegd. 

PKD overerft dominant (bij aanwezigheid van 1 allel PKD1 komt de ziekte tot uiting) Er zijn 2 allelen: PKD1 en pkd1.

pkd1/pkd1: de kat is PKD vrij

PKD1/pkd1: de kat is lijder en zal in de toekomst PKD krijgen en kan het dus doorgeven aan de volgende generatie.

PKD1/PKD1: Deze combinatie komt niet voor bij volwassen dieren. Dit duidt erop dat het om een dodelijke afwijking gaat waarbij de kittens als embryo of vlak na de geboorte al sterven.

PKD is dus een gevaarlijke ziekte, doordat de ziekte pas na jaren aan het licht komt is het van belang om de ziekte al in een vroeg stadium aan te tonen, zodat er met PKD positieve dieren niet gefokt wordt.

Zolang de nieren nog goed functioneren zullen er geen klachten zijn. Zodra de nierfunctie achteruit gaat en meer dan 70% van het nierweefsel is aangetast zal de kat symptomen van nierfalen gaan krijgen; verminderde eetlust, vermageren, veel drinken, veel plassen, minder actief, bij buikpalpatie kunnen grote bobbelige nieren voelbaar zijn, uitdroging (turgor blijft rechtopstaan als je deze optilt), bleke slijmvliezen door bloedarmoede en braken.

PKD wordt op verschillende manieren gediagnostiseerd; Echo en dmv DNA-test.

Met behulp van een echo is de diagnose in een vroeg stadium te stellen. De minimum leeftijd waarop een echo redelijk betrouwbaar is, is 6 maanden. Hoe ouder de kat, hoe betrouwbaarder de uitslag.

Door middel van DNA kan de erfelijke aanleg voor PKD ook aangetoond worden en kan er gekeken worden welke katten op latere leeftijd problemen krijgen tengevolge van PKD. Je kan dit testen door middel van bloed of een swab met wangslijmvlies.

FIV / FelV test
FIV / FelV test

Feline Immunodeficientie Virus (FIV)

FIV wordt veroorzaakt door een virus dat verwant is aan HIV bij de mens dat AIDS veroorzaakt. FIV wordt daarom ook wel kattenaids genoemd. FIV kan alleen de kat besmetten en niet de mens.

Het virus wordt overgebracht via bloedcontact. Vooral via hecht- en bijtwonden worden katten geinfecteerd. Omdat katers veel vaker vechten is het percentage geinfecteerde katers tweemaal zo groot als geinfecteerde poezen. De ziekte komt het meest voor onder normale huiskatten die naar buiten gaan. Katten die binnenshuis leven in een groep waar de rangorde bepaald is zullen elkaar niet snel besmetten omdat ze niet veel vechten met elkaar. Ook bij dekkingen wordt er vaak gebeten (nekbeet) waardoor een poes geinfecteerd kan worden door de kater. Een drachtige poes kan ook via de placenta en later via de moedermelk overbrengen op haar kittens.

Bij FIV geschiedt de voornaamste overdracht veel meer door een directe bijtwond met vechten en in veel mindere mate door langdurig sociaal contact.

De ziekteverloop is vergelijkbaar met HIV. Het virus tast het immuunsysteem van de kat aan waardoor deze gevoelig wordt voor allerlei infecties. Na infectie met FIV zijn er een aantal stadia:

1. Het acute stadium. Dit stadium kan zonder ziekteverschijnselen optreden. Soms wordt alleen wat koorts waargenomen.

2. Asymptomatische fase. In deze fase vertoont de kat geen ziekteverschijnselen. Deze periode kan een aantal jaar duren, soms zelfs langer dan 5 jaar. De kat kan andere katten wel besmetten.

3. Fase met vage, algemene symptomen zoals terugkerende koorts, oogontstekingen, verminderde eetlust en vermageren.

4. AIDS gerelateerd stadium. Dit is het stadium waarin het opvalt dat de kat niet in orde is. Veel voorkomende ziekteverschijnselen zijn: tandvleesontstekingen, oogontstekingen, vermageren, lymfeknoopzwelling, benauwdheid en diarree. Deze symptomen worden over een periode van enkele maanden steeds erger.

5. AIDS. Uiteindelijk zal een deel van de katten een stadium bereiken vergelijkbaar met AIDS bij mensen. De kat vermagert, krijgt chronische ziekteproblemen en allerlei secundaire infecties die hij niet kan overwinnen (longontsteking bijvoorbeeld). Neurologische verschijnselen (zenuwafwijkingen) worden nogal eens waargenomen bij katten met AIDS.

FIV is net als FeLV te diagnosticeren door middel van de Snap test.

Ook kattenaids is helaas niet te genezen. De therapie bestaat uit het onderdrukken van de secundaire infecties met antibiotica. Er is nog geen vaccin beschikbaar tegen FIV. Het is erg belangrijk dat katten besmet met FIV andere katten niet kunnen besmetten, en moeten ze dus apart en binnen gehouden worden.

Door de lange periode (gemiddeld 5 jaar) die zit tussen de besmetting met het virus en het ontwikkelen van de ziekteverschijnselen hebben katten met FIV een betere prognose dan katten met FeLV. Zij kunnen meestal nog een aantal jaren een goed leven hebben voordat ze te ziek worden. Helaas zal ook een kat met AIDS uiteindelijk overlijden aan de complicaties van de ziekte.

FIV / FelV test
FIV / FelV test

Feline Leukemie Virus (FeLV)

FeLV is een virusziekte met een dodelijke afloop. Het virus kan leukemie (tumoren van de witte bloedcellen) veroorzaken, maar dit is niet de ziekte die het meest optreedt na infectie. Het virus tast namelijk het immuunsysteem van de kat aan (immunosuppressie) waardoor ze gevoeliger worden voor infecties. Het ziektebeeld van FeLV wordt daardoor vooral veroorzaakt door secundaire infecties.

Na infectie vermeerdert het virus zich in de tonsillen in de keel en verspreidt zich naar het beenmerg, lymfevaten en lymfeknopen. Het virus komt in het bloed en vanaf dan is het aan te tonen door middel van een bloedtest. Als de speekselklier wordt geinfecteerd dan zal de kat virus uit gaan scheiden en vanaf nu is de kat ook besmettelijk voor andere katten!! Vooral speeksel bevat dus hoge concentraties virus en dit is ook de voornaamste manier van overdracht van de ene kat op de andere. 

FeLV wordt voornamelijk door langdurig sociaal contact met andere katten overgedragen. Denk bijvoorbeeld aan uit elkaars bakje eten of elkaar wassen, want via speeksel, bloed, urine en ontlasting kan het virus overgebracht worden. Een drachtige poes kan het virus via de placenta overbrengen op haar kittens en later via de moedermelk. Dit kan leiden tot abortus of geboorteafwijkingen maar er kunnen ook gezonde kittens geboren worden die virusdrager blijven. FeLV kan ook overgebracht worden door middel van een bijtwond. Bij FIV daarentegen geschied de voornaamste overdracht veel meer door een directe bijtwond met vechten en in veel mindere mate door langdurig sociaal contact.

Niet alle katten die besmet raken met het virus worden ziek. Gezonde, sterke katten met een goed immuunsysteem kunnen het virus bestrijden en overwinnen. Deze katten scheiden geen virus uit en worden er niet ziek van.

Katten die het virus niet kunnen bestrijden worden ziek. Katten die het virus niet kunnen bestrijden, bijvoorbeeld door een verminderde weerstand, zullen het virus gaan uitscheiden. Zij zijn zelf nog niet ziek maar al wel besmettelijk voor andere katten, zij zijn de dragers. In de loop van enkele maanden tot jaren (3 jaar) zullen zij ziekteverschijnselen gaan vertonen. Er bestaat een leeftijdsresistentie. Bij jonge kittens zal 70-100% ziek worden. Bij kittens van 8-12 weken oud wordt 30-50% ziek. Bij volwassen katten wordt 10-20% ziek.

Het meest belangrijke zijn de secundaire gevolgen van de infectie door een verminderde afweer, waaronder FIP, toxoplasmose, bacteriele ontstekingen, tandvleesontstekingen, abcessen, huidontstekingen en oogontstekingen (Uveitis).

De ziekteverschijnselen van FeLV zijn: Tumoren (de meest voorkomende tumor is maligne lymfoom maar ook leukemie, tumoren in de lever, nieren, buikvlies of milt kunnen ontstaan), bloedarmoede doordat het beenmerg niet goed meer functioneert, vermageren, benauwdheid, koorts, sloomheid, zwelling van de lymfeknopen, oogontstekingen zoals uveitis, slecht eten, voortplantingsorganen (abortus, sterfte van pasgeboren kittens en onvruchtbaarheid) en verlammingsverschijnselen. Het is afhankelijk van waar de tumoren zich bevinden en welke organen aangetast zijn, welke klachten de kat krijgt.

FeLV diagnostiek wordt uitgevoerd in het kader van preventie bij katten waar mee gefokt wordt (het opsporen van katten die wel virus uitscheiden maar zelf nog niet ziek zijn) en als katten ziekteverschijnselen hebben die FeLV doen vermoeden. Door middel van een Snap test wordt het virus aangetoond in het bloed.

Helaas is FeLV niet te genezen. De secundaire bacteriele ontstekingen dienen met antibiotica bestreden te worden. Katten die daadwerkelijk ziek zijn zullen helaas overlijden (50 % binnen 1 jaar, 90% binnen 3 jaar). Hoelang de kat nog kan leven met zijn ziekte is afhankelijk van de symptomen en zijn weerstand. De kat dient in ieder geval apart gehouden te worden van andere katten in verband met besmetting.

De enige manier om FeLV te voorkomen is om de kat binnen te houden en niet in contact te laten komen met andere katten. Er bestaat een vaccinatie tegen FeLV, maar deze is zeker niet 100% betrouwbaar. Het bestrijden van FeLV berust voornamelijk op het opsporen van dragers die ongemerkt andere katten besmetten.

Kattenziekte

De ziekte kattenziekte wordt veroorzaakt door een zeer besmettelijk klein virus; het parvovirus. Dit virus is ongevoelig voor veel ontsmettingsmiddelen. Vooral jonge dieren van minder dan 1 jaar oud zijn gevoelig. Het virusdeeltje kan gedurende lange tijd in de omgeving aanwezig blijven. De infectie vindt plaats door de opname of inademing van virusdeeltjes die uitgescheiden worden door besmette dieren. De ziekte uit zich door hoge koorts en braken, na enige tijd kan ook diarree optreden en kan het dier uitdrogen. 

Niesziekte

Niesziekte is de meest voorkomende infectieziekte bij de kat. Het is een uiterst besmettelijke aandoening die alle slijmvliezen van het lichaam aantast en waar katten flink ziek van kunnen zijn. De belangrijkste veroorzakers zijn het Feline Calicivirus (FCV), het Feline Herpesvirus (FHV) en Chlamydia-bacterien. Zieke dieren scheiden grote hoeveelheden virus uit met oog- en neusuitvloeiing en vanuit de keelholte. Het FCV kan ook in de urine of ontlasting voorkomen. De infectie vindt plaats door direct contact tussen de katten. Katten kunnen ook over kleine afstand door het uitniezen van grotere druppeltjes vocht het virus verspreiden. Een infectie via de omgeving (drink- en voerbakjes) kan dus ook voorkomen. De virussen zijn niet erg resistent buiten de kat. Het FHV is binnen een dag niet meer infectieus en is met gewone schoonmaakmiddelen te vernietigen. FCV is beter bestand tegen invloeden van buitenaf maar kan ook worden vernietigd met bijvoorbeeld bleekmiddel. Dit geldt ook voor de Chlamydia-bacterien. Het virus komt binnen via de slijmvliezen van oog, neus en mond. De virussen vermeerderen zich in de cellen van de slijmvliezen van de voorste luchtwegen en ogen en maken deze kapot. Dit leidt tot het niezen en de waterige uitvloeiing. Bacterien kunnen hier dan gemakkelijker vermeerderen waardoor uiteindelijk de ontsteking verergert en het overgaat in een pussige uitvloeiing. Naast de zieke dieren kunnen dieren ook drager zijn van de virussen of de Chlamydia's. Zij scheiden het FHV niet continu uit (FCV wel), maar periodiek (latente infectie). Het virus houdt zich schuil, maar er worden geen infectieuze deeltjes gevormd. Er kan af en toe, na bijvoorbeeld een periode van stress, een reactivatie optreden met een uitscheiding van het virus.

Vooral op plaatsen waar veel katten zitten in een kleine ruimte, zoals cattery's, asiels of dierenpensions, kunnen epidemieën uitbreken. Hygiene speelt dan ook een grote rol.

De kenmerken van de ziekte zijn; koorts, ontsteking van de slijmvliezen van de voorste luchtwegen (neus en keel), de ogen en de mond, waardoor de dieren niezen en speekselen. Vaak is er ook een verminderde eetlust en kunnen de katten last hebben van diarree.

Voor de virussen bestaat geen specifieke behandeling, maar het belangrijkste is een goede verzorging van de kat; neus en ogen schoon houden. Door middel van een breedspectrum antibiotica de secundaire bacteriele infecties bestrijden. Er kan een infuus gegeven worden bij de ernstig zieke dieren daarnaast is het ook erg belangrijk dat de katten blijven eten.

Kittens zijn de eerste levensweken beschermd door de antilichamen via de moedermelk. Deze maternale immuniteit duurt ongeveer 4-10 weken. Aan het eind van deze periode zwakt de maternale immuniteit af en is het belangrijk om juist in die periode te vaccineren. De kittens maken dan zelf afweerstoffen voor deze virussen. Om ze een extra boost te geven wordt er geadviseerd om dit vaccin binnen 3 weken te herhalen (op 9 weken en 12 weken leeftijd). Het vaccin zal er niet voor zorgen dat de kat het virus nooit krijgt, maar zal er wel voor zorgen dat de kat er aanzienlijk minder ziek van wordt.

Vlooien

Vlo
Vlo

Vlooien zijn kleine bloedzuigende parasieten die voor veel overlast zorgen. Vlooien zijn een belangrijke bron van besmettelijke ziekten (de rattenvlo bracht de pest over op de mens). Bij de kat komen 2 soorten vlooien voor; de honden-vlo (Cteno-CephalidesCcanis) en de kattenvlo (Ctenocepha-Lides Felis). De hondenvlo zien we eigenlijk zelden.


Vlooien zitten vaak op warme plekjes; rond de kop, buik, op de rug ter hoogte van de staartbasis en in de oksels en liezen. Dankzij de lange, stevige poten en het geringe gewicht, springt een vlo 50-70 cm tot soms wel 1 meter ver. Ze moeten dan ook elke kans aangrijpen om een gastheer te bespringen (dit kan ook de mens zijn).

De levenscyclus van de vlo bestaat uit 4 stadia;

1. de volwassen vlo, 2. de eieren, 3. de larven en 4. en 5. het popstadium.

Voordat een vrouwtjes vlo eitjes kan leggen moet zij eerst een bloedmaaltijd hebben gehad. Vervolgens legt zij enige tientallen eitjes in de vacht, welke er uiteindelijk uitvallen en in de omgeving terecht komen. Na 2-4 dagen komen uit deze eitjes de larven. Larven zijn een paar mm lang en hebben de dikte van een haar. Zij verstoppen zich op donkere plekjes en voeden zich onder andere met de uitwerpselen van de volwassen vlooien. Na 2-3 weken verpoppen de larven zich.

Deze poppen kunnen wel tot 1 ½ jaar in leven blijven en zijn bestand tegen een hoop invloeden van buitenaf. Onder invloed van trillingen komt uit de pop een volgroeide vlo en de cyclus is rond. Duur van deze cyclus is gemiddeld zo'n 6 weken.

Een groot deel van deze cyclus speelt dus eigenlijk buiten de kat af. Het grootste gevaar zit dus voornamelijk in de omgeving zoals de ligplaatsen (mand, dekens, bank, stoelen, plinten en vloerbedekking).

Waar er maar 5 % vlooien zijn, zijn 10 % poppen, 35% larven en maar liefst 50% eieren. De bestrijding van de vlo is dus niet voldoende, de behandeling van de omgeving speelt een essentiele rol bij de vlooienbestrijding. 

Cyclus van de vlo
Cyclus van de vlo

Er zijn meerdere redenen waarom het verstandig is om te bestrijden.

Jeuk: Vlooien veroorzaken behoorlijk veel overlast bij de kat. Hun beten zijn pijnlijk en met de beet spuit de vlo een beetje speeksel in de huid om te zorgen dat het bloed niet stolt. Dit geeft jeuk en irritatie waardoor de kat kan gaan krabben en bijten.

Wormen: Vlooien kunnen eitjes van de lintworm bij zich dragen.

Vlooienallergie: Sommige katten zijn gevoelig voor het speeksel van de vlo. Na een aantal beten wordt een bepaalde grens overschreden waardoor er een allergische reactie optreedt. Ook oudere beten worden dan geactiveerd waardoor de kat enorm veel jeuk krijgt. Ze krabben zich tot bloedens aan toe. 1 beet per week is al voldoende om dit proces in stand te houden.

Wormen

Spoelwormen
Spoelwormen

De meest voorkomende wormen bij de kat zijn de Spoelworm (Toxocara Cati) en de Lintworm (Dipylidium Cati)

Spoelwormen leven in de dunne darm van de kat. Ze kunnen wel tot 18 cm lang worden. Omdat de volwassen wormen vrijwel nooit in de ontlasting en slechts een enkele keer in het braaksel voorkomen is het als eigenaar moeilijk te zien of de kat besmet is met spoelwormen. Ook de eitjes (rond de 200.000 eitjes per worm per dag!!) zijn met het blote oog niet te zien. Deze eitjes zijn zeer resistent tegen temperatuurschommelingen en tegen schoonmaakmiddelen en ze kunnen enkele jaren infectieus blijven.

Onmiddellijk na de geboorte worden de kittens besmet door de moedermelk. De volwassen katten besmetten zich door eitjes uit de omgeving op te nemen of door een besmet prooidier zoals vogels, muizen en andere kleine dieren (de toevallige tussengastheren) op te eten. 21 dagen later treft men volwassen spoelwormen aan in de darmen van de kat welke dan weer massaal eieren produceren die de omgeving weer besmetten. 

De kat snuffelt overal rond, als een van die plaatsen besmet is met wormeieren krijgt de kat ze automatisch op de pootjes, vacht en of neus en hoeft zich dan alleen maar te wassen om ze binnen te krijgen. Uit de eieren ontwikkelen zich larven, welke zich door de darmwand heenboren en gaan vanuit daar de rest van het lichaam in. Een deel hiervan ontwikkelt zich niet en blijft achter in bijvoorbeeld de spieren in een rustfase. Als de kat drachtig wordt ontwaken deze larven en trekken ze naar het melkklierweefsel waar ze de kittens kunnen besmetten via de moedermelk.

Ook de mens kan zich met deze eitjes besmetten. Vooral kinderen lopen gevaar bij contact met besmette grond. Na opname van de eitjes komen de larven vrij die een trektocht door het lichaam maken, waar ze allerlei kleine ontstekingen veroorzaken. In sommige gevallen komen de larven in het oog terecht en kunnen ze het gezichtsvermogen aantasten of zelfs blindheid veroorzaken. Ook is uit onderzoek gebleken dat allergische reacties bij kinderen met een aanleg voor astma door een spoelworminfectie versterkt kunnen worden.

Een tal van hygienische maatregelen kunnen een spoelwormbesmetting voorkomen. Zandbakken kunnen afgedekt worden zodat katten hun behoefte er niet kunnen doen, regelmatig de handen wassen en regelmatig de kattenbakken verschonen met kokend water. Verse uitwerpselen wegruimen geeft geen enkel risico aangezien spoelwormeieren 2 weken nodig hebben om besmettelijk en dus gevaarlijk te worden.

Lintwormen
Lintwormen

Ook de lintworm leeft in de dunne darm. Lintwormen kunnen van enkel centimeters tot meer dat 1 meter lang worden. De lintworm bestaat uit een kop, met daarachter een groot aantal segmenten die gevuld zijn met eitjes. De achterste segmenten laten los als ze rijp zijn en kunnen dan zelfstandig via de anus naar buiten kruipen. Delen van de lintworm kunnen dus wel in de ontlasting te zien zijn, of zelfs in de haren rond de anus. Als ze opgedroogd zijn zien ze eruit als kleine rijstkorreltjes.

Bij een besmetting kan de kat last hebben van vermageren, een doffe vacht en wordt vatbaarder voor ziekten. Over het algemeen zijn de lintwormen niet gevaarlijk voor de mens. De meest voorkomende lintworm wordt overgedragen door de vlo en kan bij de mens wel last bezorgen.

Cattery Dusado

Musholm, 2133 H Hoofddorp

+31(0)6 14 59 0779

jacinthalove@hotmail.com

©2021 Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin